_ Marc Ruyters, in ‹H›ART nr 59

Guy Van Bossche in Mulier Mulier Gallery
Van een beklijvend ongemak
Als schilder behoort Guy Van Bossche (°1952) niet tot een bepaalde groep of school en toch weer wel. Zijn nieuwe schilderijen, momenteel te zien in de Knokse galerie Mulier Mulier, hebben weinig met elkaar te maken en toch weer wel. Guy Van Bossche kan niet heen om de tijd waarin hij leeft en de beelden die ze opleveren. En toch weer wel: hij komt tot een eigen, redelijk donkere maar sterk persoonlijke synthese.

De tentoonstelling heet 'De Marconist' en is opgehangen aan een portret van de vader van Guy Van Bossche die marconist was. Het doek is in feite de aanzet tot een portret, want het is niet echt afgewerkt, maar de kunstenaar wil het (voorlopig) laten zoals het is. Het is een typisch kenmerk in zijn oeuvre, dat als een nooit aflatende 'stream of imaging consciousness' almaar verder uitdeint: elementen worden opgepikt en verbeeld, om later opnieuw ter hand genomen te worden. Daardoor creëert hij telkens opnieuw ruimte voor nieuwe stadia in zijn werk. “Zoals alle hedendaagse schilders heb ik de lessen van Giotto, Rubens, Velasquez, Cézanne, de Impressionisten en anderen doorgenomen. Onze tekeningen zijn doordesemd van hun werk. Voor mij komt daar het werk van R.B. Kitaj en van Richard Hamilton bij als persoonlijke inspiratiebron. Ik pikte dat op in de jaren zeventig. Ze gingen met de beelden van de massamedia om op een heel nieuwe, 'toegankelijke' manier: je mocht alles hanteren en manipuleren om een breder beeld te creëren. Dat sprak me aan.”
Dat gebruiken van bestaande beelden, meestal foto’s, is iets wat Van Bossche met veel andere hedendaagse Belgische schilders gemeen heeft. En niet alleen dat: “Zijn schilderijen getuigen doorgaans van een unheimliche, ironische atmosfeer”, schrijft Johan Pas in het boek ‘Who’s Next?’ (uitgegeven door Indian Caps). “De personages, situaties en locaties die hij schildert, zijn steeds in mysterie gehuld, maar suggereren tegelijkertijd geen enkele vorm van een mogelijke ontsluiering. Het zijn, in alle opzichten, hinderende beelden.” Dat gaat zeker op voor een aantal specifieke werken, waaronder een doek dat een boomhut reveleert. Van Bossche: “Ik ontdekte ze tijdens een wandeling in Zwitserland op 2000 meter hoogte, bijna aan de boomgrens dus. En toch bouwt daar iemand een boomhut… Ik vond het een schitterende metafoor.” Het gaat om beelden die intuïtief bij elkaar gesprokkeld zijn. ‘De marconist’ staat daarbij centraal, niet omdat het zijn vader is, maar omdat hij het al eerder gebruikte in vroeger werk, zoals ‘The Messengers’. “Het gaat eigenlijk over figuren die berichten ontvangen en weer doorzenden: iets wat kunstenaars in se ook doen.”

Zwembad
Het voortbouwen op beelden zit ook in ander werk in de tentoonstelling. Zoals het grote doek ‘Appareil complet pour l’artiste écorcheur (écorché)’, waarop een brancardbed met dwangbuis te zien is. Het is al de derde versie die Van Bossche maakte: “Het beeld is gebaseerd op een foto in een oude propagandabrochure van het Rode Kruis. Ik draag beelden soms jaren mee, om er dan iets mee te doen, het vervolgens weer te laten liggen en er dan later wéér iets totaal anders mee te doen.”
Een opvallend werk in de expositie toont twee mannen in een zwembad. "Ik ben opgegroeid met de zwembaden van David Hockney. Maar dit beeld hier is zoals ik het zie, met een heel andere achtergrond, er gebeuren andere dingen in het water."
Het woord dat valt om de sfeer in het Van Bossche-oeuvre te omschrijven is 'ongemak'. "Klopt, er zit een zeker ongemak in mijn werk. We worden, door de manier waarop wij door het leven moeten strompelen, nu eenmaal met dat ongemak geconfronteerd. Je ziet enerzijds die onwaarschijnlijke weelde, zoals het wellness-achtige in dit werk, tegenover de schrijnende toestanden in deze wereld.”
Ook typisch Guy Van Bossche: bij het maken van het eerste werk ziet hij meteen andere mogelijkheden, andere pistes voor een tweede versie, die hij dan meteen ook maakte. De galerie toont de twee versies allebei. “Zoals Morandi zijn hele leven stillevens met potjes en flesjes schilderde, omdat hij telkens weer opnieuw mogelijkheden zag, zo voel ik dat ook aan. Daarom komen vele thema’s in mijn werk geregeld terug. Je kweekt dan een zekere routine, waarin je verder kan gaan.”
Een ander hoofd toont een man op het achterhoofd gezien, met een kale plek op de kruin. Voor Van Bossche is het een beeld van kwetsbaarheid. “Toen ik jong was kende ik iemand al jaren lang, zonder te weten dat hij een pruik droeg. Toen ik hem onverwachts zonder pruik zag, kon ik hem nadien nooit meer zien als de persoon die hij tevoren was. Het was een ontmaskering van fragiliteit. Dat wil ik ook in mijn werk laten sluipen.”

Stroming
Zowat twintig jaar lang nu al wordt het bestaan van een stroming in de Belgische hedendaagse schilderkunst, 'de grijze Antwerpse school' om maar iets te noemen, ontkend. Vooral door de kunstenaars zelf. Maar onlangs was er de tentoonstelling 'Fading' in Elsene, en nu wordt plots haast algemeen aanvaard dat er toch wel 'iets' van aan is. Van Bossche zelf werd/wordt er overigens ook bij gerekend, maar hij relativeert meteen: “Een stroming is er zeker en vast niet geweest. Wel is het zo dat twintig jaar terug bepaalde gelijkaardige elementen, en dan nog heel toevallig in het Antwerpse, naar voren kwamen: er was een gelijkaardigheid qua beeldvorming, qua technische oplossingen en qua betiteling der dingen. Ik was één van de oudsten van die generatie, samen met onder meer Florent Vermeiren en Marc Vanderleenen. Maar een stroming veronderstelt dat mensen bij elkaar gaan zitten, onderling over hun werk praten en zo, en dat was zo niet. Tenminste: ik hoorde daar niet bij. Anderen kwamen wel bij elkaar, Luc Tuymans en Bert De Beul bijvoorbeeld. Ik zelf bijvoorbeeld leerde hun werk pas kennen begin jaren negentig. De eerste tentoonstellingen van Tuymans in Ruimte Morguen heb ik nooit gezien. Ik zat toen in Chicago. Die hele ‘grijze Antwerpse school', er is zeker iets van aan, en ik heb dat nooit als iets negatiefs ervaren. Maar wie kende Kitaj? Wat hij in de jaren zestig maakte? Dat is voor mij van veel wezenlijker invloed geweest dan wat dan ook. Dat heeft dus niets met die Antwerpse school te maken."

_ Leon Lemahieu

De Marconist
Gegroepeerd rondom de overkoepelende figuur van de marconist worden hier een aantal werken getoond die erg uiteenlopend zijn qua inhoud, compositie en intensiteit, maar die toch een vrij coherent geheel vormen, omdat ze deel uitmaken van de informatiestroom die door zijn ‘systeem’ is gegaan.

Geselecteerd op basis van hun banaliteit eerder dan dat ze een precies doel dienen, lijken deze uit hun vertrouwde herinnering ontheemde beelden de realiteit van een dualistische, gefragmenteerde wereld, en zijn bewoner: de 'displaced person', te bevestigen.

In dit caleidoscopisch totaalbeeld treden huiselijke of landelijke taferelen in dialoog met momentopnames van fataal geweld, waardoor deze een andere intonatie krijgen, er een dreigende of verzachtende ondertoon ontstaat: de dodelijke klap van een neerstortend lichaam wordt plots opgevangen door de plons in een zwemdok, een weggewaaid occipitaal haarstukje heeft een ontluisterend effect, de lugubere teneur van de plaats van misdaad wordt ‘opgevrolijkt’ door de knusheid en kitscherigheid van het interieur.

Ook symbolen van rust en ontspanning zijn niet altijd wat ze lijken te zijn: het bed, de berrie, het bad, het gras, de boomhut, de stoel, de stoep - het kunnen evenzovele plaatsen van ongemak zijn, van spanning of angst. In een afwisselend besmuikte en luchthartige sfeer, balancerend tussen mededogen en meedogenloosheid, put Van Bossche hier andermaal uit een stukje (eigen) geschiedenis dat gedrenkt is in die typische mix van onbehaaglijkheid, luchtigheid en hilariteit die zo langzamerhand kenmerkend zijn voor het oeuvre van deze kunstenaar.